Deze pagina is geschreven op basis van informatie gevonden op de Encyclopaedia Universalis, Monflanquin.fr, PatrimoineMonflanquin.fr en Wikipedia-sites en het boek Musée des Bastides, uitgegeven door het stadhuis van Monflanquin.
Tussen 1220 en 1370 was het zuidwesten van Frankrijk verdeeld tussen fransen (Capétiens) en engelsen (Plantagenêts). De Capétiens en de Plantagenêts probeerden op die manier hun politieke en economische macht te verankeren. De 2 monarchieën creëerden bijna 300 nieuwe steden, de bastides, op plekken waar daarvoor slechts verspreide nederzettingen stonden.
Bepaalde bastides waren tijdens hun geschiedenis afwisselend Frans en dan weer Engels, zoals Castillonnès. Alphonse de Poitiers (die ook de bastide van Villeréal) stichtte, verleende in 1266 de ‘charte de coutumes’ (handvest met rechten en plichten) aan de bastide. Maar enkele jaren later annexeerde Edward de 2e van Engeland, tevens hertog van Aquitaine, vele plaatsen van de baljuw van de Agenais en werd Castillonnès, in 1318, engels. In 1368 bevestigde Edward van Woodstock, ook wel de zwarte prins genoemd, en kleinzoon van Edward de 2e, het handvest. Enkele jaren later werd de bastide weer frans; in 1372 hernieuwde Louis d’Anjou het handvest.
De bastides waren centra van bewoning en handel. Ze waren bedoeld om boeren, handelaren en kooplieden samen te brengen om landbouwgrond te ontwikkelen en gewilde gebieden te bewonen.
Het woord bastide heeft niet dezelfde betekenis in het zuidwesten als in het zuidoosten van Frankrijk.
Hierbij enkele kenmerken van een bastide:
- Een stad of dorp gevestigd op grond die is toegekend door een leken- of religieuze heerser, of zelfs beiden.
- Een originele indeling gebaseerd op een model, dat uniek is in Europa.
- Het bestaan van een oprichtingsakte en/of originele teksten.
- Een politiek project dat gebaseerd was op de gelijkheid van de inwoners, hun autonomie voor het beheer van het dorp/de stad en ook het verlichten van de fiscale en juridische druk van de leenheer.
Het feit dat niet de kerk (gesitueerd op een minder belangrijke plaats, ten oosten van het centrale plein), maar de markt zich op het centrale plein bevindt toont het relatief seculiere (niet aan religie gebonden) karakter van deze, voor die tijd, nieuwe steden. Handel stond centraal in een bastide ; in Villeréal bijvoorbeeld werd de markt in 1288 gevestigd.
Het betreft hier een contract/handvest dat het sociale leven in de gemeenschap regelde, door de rechten en plichten van iedereen af te bakenen. Het is een soort ‘eerste grondwet’ !
Het betekende ook het einde van fiscale willekeur: er kwam nauwkeurige, regelmatig geïnde en gematigde belastingheffing. De onroerendgoed belasting werd gekoppeld aan de grootte van het bebouwde terrein en de gecultiveerde grond en er kwam een belasting op goederen.
De regels betreffende handel waren voor iedereen gelijk en streng: zo moesten te koop aangeboden producten vooraf verplicht gewogen worden om het moeilijker te maken klanten op te lichten.
De opzet van een bastide is in wezen vernieuwende urbanisatie, terwijl de rechtlijnige lay-out van de wegen ook doet denken aan de stedelijke opzet uit de Griekse tijd en vervolgens uit de Romeinse tijd en de Gallisch-Romeinse tijd.
Een bastide bestaat, in de lengte, uit 1 tot 8 straten. Het aantal varieert met de grootte van de bastide. Een stad/dorp met een klassiek dambordpatroon heeft tenminste 4, paralel lopende, straten. De straten, meestal van aarde, maar soms bedekt met kasseien of kiezelstenen, bestaan uit twee licht hellende vlakken met, in het midden, een centrale goot.
Kaart van de bastide van Villeréal
Een veel bredere weg omringt de stad (de ‘rondweg’) die de bastide verbindt met andere plaatsen, in alle richtingen.
Vervolgens lopen de hoofdstraten (de ‘carrièra’s’ in het Occitaans - de karrenstraten) langs de gevels van de huizen. Deze straten zijn breed genoeg (6 tot 10 meter breed) om karren door te laten en ze zijn vaak de lengte-assen van de bastide.
De zijstraten, genaamd transversales of traverses, zijn 5 tot 6 meter breed.
Vervolgens zijn er nog de smallere stegen, de ‘carrerots’ die alleen door voetgangers kunnen worden gebruikt. Ze geven toegang tot huizen die geen ingang aan de straatkant hebben, in tegenstellling tot de huizen op het plein. Je zou daar, bij het vallen van de avond, de meisjes van plezier kunnen ontmoeten...
En tenslotte zijn er de andrones, ontworpen om regenwater en afvalwater, tussen de huizen door, af te voeren. De bewoners gooiden er ook vaak afval in waarna de ratten er zich installeerden.
De bouwkavels zijn verdeeld in gelijkmatige kavels van gemiddeld 8 x 24 meter en worden ‘ayrals’ genoemd. De kavels (ayrals) vormden eilandjes (‘moulons’). Bastides van dezelfde grootte hadden eilandjes van vergelijkbare grootte. Er werd een eenvoudige verhouding aangehouden tussen de breedte en de lengte van een ayral, vaak de verhouding van 1 op 2 of 1 op 3.
Tegenwoordig kennen we de pleinen met arcades, zoals in Monflanquin. Maar de huizen die aan zo’n plein liggen, hebben misschien niet altijd arcades gehad; men denkt dat de eigenaren van die tijd ooit besloten om het woongedeelte te vergroten door hun huis een paar meter naar voren op het plein uit te breiden en één of twee verdiepingen te creëren. Zo zouden de arcades zijn ontstaan en daarmee ook de hoeken (de ‘cornières’) die toegang gaven tot het plein.
Om meer te weten te komen over de bastides kunt u het Museum van de Bastides in Monflanquin bezoeken.
Fotocredits: © Lezbroz (luchtfoto Monflanquin & Janouille), MONA (kaart van Villeréal), LBlondel OTCB (stratenschema, carrerot des Augustins & plein van Monflanquin)
Bibliographie : https://fr.calameo.com/books/0000996570a5f02756958